De motorische ontwikkeling

De motorische ontwikkeling is onder te verdelen in de grote en de kleine motoriek, voorheen ook wel de grove en fijne motoriek genoemd. Het leren beheersen van de spieren verloopt in een vaste volgorde. De spieren die het dichtst bij de hersenen liggen zijn het eerst onder controle: de halsspieren en daarna de schouderspieren. De spierbeheersing breidt zich langzamerhand uit over het hele lichaam, waarbij de onderste spieren het laatst aan bod komen. 

Grote motoriek
Onder de grote motoriek verstaan we de gebaren en bewegingen met behulp van spieren en spiergroepen dichtbij de romp, zoals: lopen, zwaaien, zitten, rollen, kruipen, bukken, traplopen, fietsen en duikelen. 
Bij een baby kun je deze ontwikkeling stimuleren door hem op een speelkleed/box te leggen met een paar speeltjes om hem heen, zodat hij de vrijheid heeft te bewegen en zelf naar speelgoed te grijpen. Als je hem op zijn buik legt, oefent hij zijn nekspieren omdat hij zijn hoofd omhoog moet houden. Op deze manier ontwikkelt hij stapsgewijs om te rollen, te zitten, te gaan staan etc.  
Bij dreumesen kun je deze ontwikkeling stimuleren door loopfietsjes aan te bieden, of door te rollen met een grote bal. 
Bij peuters kun je deze ontwikkeling stimuleren door bewegingsspelletjes te doen en door te oefenen om zelf aan en uit te kleden.

Kleine motoriek
Onder kleine motoriek verstaan we de kleine bewegingen die met handen en vingers worden gemaakt zoals: het vasthouden van een potlood, het leggen van een puzzel, kralen rijgen, knopen dichtdoen en het sturen van een tekenstift over papier.

Bij baby’s kun je deze ontwikkeling stimuleren door af te wisselen in speelgoed wat je om hem heen legt, zodat hij kan proberen deze steeds beter vast te pakken. 
Bij dreumesen kun je deze ontwikkeling stimuleren door ze zelf bladzijdes om te laten slaan, of speelgoed waar ze iets in moeten doen zoals een vormenstoof.
Bij peuters kun je deze ontwikkeling stimuleren door te tekenen, knippen, plakken, prikken, schilderen en kralen rijgen.